Het is dinsdag 7 april 2015 en in de Tweede Kamer heeft net een rondetafelgesprek plaatsgevonden over de voorgenomen exorbitante salarisverhoging voor de top van ABN Amro. Eén van de aanwezigen is de toenmalige president-commissaris van de bank, baron Rik van Slingelandt. Onze exacte woordenwisseling na afloop herinner ik me niet, maar zijn opgeheven vinger in mijn gezicht staat me nog scherp voor de geest. Van Slingelandt gaf mij te kennen dat ik met mijn kritiek – op het toekennen van nóg meer geld aan de top van een door overheidsgeld overeind gehouden bank – er weinig van begrepen had.